Attention

Please confirm your region. If your region is not listed below, unfortunately there is no specific website available. Please note that by confirming your region, you approve of cookies being stored on your computer from this website.
Australian flag Australia EU flag European Union Swiss flag Switzerland Iceland flag Iceland Norway flag Norway
Door deze regio te selecteren, stemt u ermee in om uw eerder gespecificeerde locatie te wijzigen. Wanneer u bevestigt dat u wenst door te gaan, wordt u doorgeleid.
Website over lisdexamfetamine Risicominimalisatie-materiaal betreffende lisdexamfetamine voor voorschrijvers
Shire and Takeda logos
Over ADHD Ga naar:
Inleiding Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) is een neurocognitieve, ontwikkelings- en gedragsstoornis. De belangrijkste kenmerken van ADHD zijn onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit alsook beperkingen in uitvoerende functies1, 2.
  • De geschatte prevalentie van ADHD bij volwassenen bedraagt ongeveer 3,4% (bereik 1,2 - 7.3%)3. De diagnose wordt doorgaans gesteld bij kinderen en adolescenten naar aanleiding van leerproblemen, schoolprestaties of sociaal gedrag. Recente gegevens wijzen er echter op dat, hoewel de symptomen en functionele beperkingen met de leeftijd kunnen veranderen of verminderen, deze bij 50-65% van de patiënten met ADHD op volwassen leeftijd kunnen blijven aanhouden4-6.
  • ADHD komt over het algemeen vaker voor bij mannen7. Onder alle individuen die voldoen aan de symptoomcriteria voor een subtype van ADHD, voldoet een significant groter deel van de volwassen vrouwen (55%) aan de criteria voor ADHD-inattentive subtype (ADHD-I) dan mannen (49%). Daarentegen voldeden volwassen mannen met ADHD vaker aan de criteria voor ADHD-combined subtype (ADHD-C) dan vrouwen (26% man vs. 18% vrouw)7.
    ADHD wordt vermoedelijk veroorzaakt door een complexe interactie van verschillende genetische8,9 en omgevingsfactoren (waaronder pre- en perinatale factoren10,11 en de zogenaamde 'adversity indicators' in de gezinsomgeving)12 die getroffen personen vatbaar maken en tot neurobiologische effecten leiden in verschillende specifieke gebieden van de hersenen13. Hierbij zijn ook verschillende neurotransmittersystemen, zoals het dopaminerge systeem, betrokken14.
Terug naar boven
Symptomen
    De symptomen van ADHD worden beschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)-V-criteria1 en de International Classification of Diseases (ICD)-10-richtlijnen2. De symptomen en de ernst van de symptomen verschillen van persoon tot persoon, hoewel de symptomen pervasief, persisterend, onaangepast en niet overeenkomend met het ontwikkelingsstadium van de te diagnosticeren patiënt dienen te zijn1.
    ADHD kan het academisch, sociaal en interpersoonlijk functioneren van een patiënt belemmeren15 vanwege een verminderd concentratievermogen16, slechte organisatorische vaardigheden16, verhoogde impulsiviteit17, verminderd vermogen om emoties onder controle te houden18, gebrek van het werkgeheugen19, motivatie 20,21 en motorische controle20.
    In de latere adolescentie en het volwassen leven breiden de mogelijke beperkingen zich uit naar onderprestatie op educatief en professioneel gebied, roekeloos rijgedrag, problemen met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals boodschappen doen en huishoudelijke taken organiseren, problemen met het maken en behouden van vrienden, met intieme relaties (bijvoorbeeld ernstige onenigheid) en de zorg voor kinderen17.
Terug naar boven
Diagnose
    De diagnose te gebeuren door een specialist in gedragsstoornissen4 , na een grondige beoordeling en voorgeschiedenis van de patiënt en overeenkomstig de DSM 5-criteria of ICD 10-richtlijnen.
    De diagnose kan niet alleen worden gesteld op basis van de aanwezigheid van een of meer symptomen1,2. Bij volwassenen is de aanwezigheid van symptomen van ADHD in de kindertijd een vereiste en moeten retrospectief worden bevestigd (aan de hand van het medisch dossier van de patiƫnt of indien niet beschikbaar, door middel van geschikte en gestructureerde instrumenten en interviews)1,2.
    Er is geen enkele diagnostische test voor ADHD; juiste diagnose vereist het gebruik van medische en gespecialiseerde psychologische, educatieve en sociale instrumenten en beoordelingen4,22.
    Bij volwassenen moet bij de differentiële diagnose een onderscheid worden gemaakt tussen ADHD en aandoeningen waarbij onoplettendheid of andere cognitieve beperkingen aanwezig zijn4.
Terug naar boven
Behandeling
    De behandeling van ADHD is erop gericht de aandacht te verbeteren en de hyperactiviteit/impulsiviteit te verminderen met als doel de focus, prestaties en gerelateerde gedrags- en sociale problemen te verbeteren4.
    Patiënten met ADHD vereisen een uitgebreide, geïndividualiseerde, multimodale behandelingsstrategie17,22.
    De behandeling omvat psychologische, educatieve en sociale interventies, alsook farmacotherapie4,17,22.
Niet-farmacologische interventies Voor volwassenen met ADHD zijn het volgen van een gepaste onderwijsvorm en educatieve ondersteuning belangrijk, waaronder het gebruik van interventies op de werkplek23. Psychosociale interventies zijn belangrijke componenten van een behandelplan voor ADHD en kunnen bestaan uit:
  • cognitieve gedragstherapie;17,22
  • training van sociale vaardigheden17
Andere niet-farmacologische interventies die van nut kunnen zijn voor de behandeling van ADHD zijn:
  • voorlichting van patiënten met betrekking tot ADHD, de effecten en behandeling ervan;4,17,22
  • voor volwassen patiënten wordt groepstherapie aanbevolen als eerstelijns psychologische behandeling17.
Farmacotherapie Farmacotherapie moet deel uitmaken van een uitgebreid, multimodaal behandelingsprogramma17. Farmacologische middelen die geïndiceerd zijn voor gebruik bij de behandeling van patiënten met ADHD omvatten stimulerende middelen (bijv. methylfenidaat of lisdexamfetamine) en niet-stimulerende middelen (bijv. atomoxetine)17. Wanneer farmacotherapie voor de behandeling van ADHD wordt overwogen, is het belangrijk om rekening te houden met mogelijke comorbide aandoeningen, het bijwerkingenprofiel en de kans op misbruik van de medicatie. De behandeling moet worden ingesteld onder toezicht van een geschikte psychiater of specialist in gedragsstoornissen bij volwassenen17.
Terug naar boven
References
  • 1. American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Fifth edition. Arlington, Virginia, USA: American Psychiatric Association; 2013, p59–66
  • 2. World Health Organization. The ICD-10 classification of mental and behavioural disorders: clinical descriptions and diagnostic guidelines. World Health Organization, 1992
  • 3. Fayyad et al. Br J Psychiatry 2007;190:402-409
  • 4. European Medicines Agency (EMA) 2010. Guideline on the clinical investigation of medicinal products for the treatment of attention deficit hyperactivity disorder (ADHD), available at: http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Scientific_guideline/2010/08/WC500095686.pdf, accessed November 2017
  • 5. Faraone et al. Psychol Med 2006;36:159–165
  • 6. Lara et al. Biol Psychiatry 2009;65:46–54
  • 7. Willcutt. Neurother J Am Soc Exp Neurother 2012;9:490-499
  • 8. Larsson et al. Psycho/ Med 2013;1-7
  • 9. Lesch et al. J Neural Transm Vienna Austria 1996 2008;115:1573-1585
  • 10. D'Onofrio et al. Arch Gen Psychiatry 2007;64:1296–1304
  • 11. Thapar et al. Am J Psychiatry 2003;160:1985–1989
  • 12. Biederman et al. Arch Gen Psychiatry 1995;52:464–470
  • 13. Hart et al. JAMA Psychiatry 2013;70:185-198
  • 14. Volkow et al. Arch Gen Psychiatry 2007;64:932-940
  • 15. Biederman et al. J Cfin Psychiatry 2006;67:524-540
  • 16. Brod et al. Health Qua/ Life Outcomes 2012;10:47
  • 17. National Institute for Health and Care Excellence (NICE). CG72 Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD): full guideline, available at: https://www.nice.org.uk/guidance/CG72, accessed November 2017
  • 18. Rapport et al. Neuropsychofogy 2002;16:102-110
  • 19. Alderson et al. Neuropsychofogy 2013;27:287-302
  • 20. Barkley. Psycho/ Buff 1997;121:65-94
  • 21. Goodman. J Psychiatr Pract 2007;13:318-327
  • 22. Taylor et al. Eur Child Adolesc Psychiatry 2004;13(suppl 1):I7–I30
  • 23. Mao et al. Postgrad Med 2011;123(5):60–70
Return to top